Wat hebben wij geleerd van de coronacrisis? Inspirerende Nederlanders blikken terug, en vooruit. Een half jaar voor de eerste lockdown overleed de man van Kamerlid Caroline van der Plas (BoerBurgerBeweging). „Ik miste mijn klankbord dubbelop.”
Kort na de eerste coronasignalen vergaapte de 54-jarige Caroline van der Plas zich aan de hamsterende medemens. „Mooi voor mijn missie, dat mensen vreesden dat ze geen eten meer konden kopen. Voedsel is onontbeerlijk, de boer dus ook. Wel raar dat ze ook paniekerig zes pakken wc-papier insloegen.”
Filmpje
Van haar zoons van 21 en 26 jaar woont er eentje thuis. „De ander kon dus wel op bezoek komen. Stond mijn moeder ineens voor de deur, met mijn broer en zijn twee kinderen. Ik zei: ’mama, dat kan niet, we mogen maar twee mensen thuis hebben. Als ze hier vier man zien hoeft er maar één iemand een filmpje te maken en is het klaar.’” Geen ’Grapperhausje’ voor Caroline van der Plas. „Ik heb ze wel even binnengelaten, maar meteen alle plissés dichtgedaan. Ik merk dat ik niet meer vrij ben in mijn eigen huis.”
Corona hakte er meteen in bij haar. „Op 25 maart 2020 heb ik een goede vriend verloren, hij was longpatiënt, het virus heeft hem genekt. Heftig. Zelf was ik niet bang het te krijgen, maar ik was heel secuur met supermarktkarretjes reinigen en het maakte me boos als anderen niet even een doekje pakten. Misschien is dat het saldo van corona: kortere lontjes, meer op elkaar letten. Voor de Kamer staan dagelijks coronademonstranten die vragen waarom ik een mondkapje op doe. ’Omdat ik dat wil’, zeg ik dan. Jeetje mina! Nou vond ik dat lieve zingen en applaudisseren in het begin ook gênant. Alsjeblieft zeg, bij Italianen en Spanjaarden zit dat in de natuur, bij ons niet.”
Bijpraten op het terras in Deventer miste ze, maar meer, veel meer dan dat, thuis. „In september 2019 is mijn man Jan overleden aan alvleesklierkanker. Een half jaar voor de eerste lockdown. Jan was een meester in het gezellig maken en hij kon heerlijk koken. Kwam ik thuis, kaarsjes aan, zette hij een glaasje wijn neer. Nu drink ik functioneel wijn.”<
Ze verduidelijkt dat lachend. „Het glas staat er en dat moet leeg. Vrijdagavond op de bank, blokje kaas. Niks aan, dan ga ik na een half uur mijn bed in.”
Delen
Tijdens de campagne en als beginnend Kamerlid miste ze haar klankbord dubbelop. „Voor mij was het echt een lockdown. Contact met vrienden was beperkt tot een appje en een belletje. En ik leg mijn dingen niet op het bordje van mijn kinderen. Ik kon het met niemand meer delen, maar vooral niet met hém.”
Werk was goed. „Anders was ik verzand in ellende. Voor verdriet loop ik niet weg, maar ik zat ook in die flow van campagne, corona en de Kamer. ’Caroline, je moet wel rouwen’, zeggen mensen, maar geloof mij maar dat ik dat doe. Het gemis is er altijd, elke dag.”
Voor boerendochter of boerin wordt ze nog weleens versleten. „Maar ik ben een stadsmeisje.” Carolines moeder, Ierse van geboorte, was CDA-wethouder in Deventer, haar vader sportverslaggever, zelf was ze agrarisch journalist.
Gewone burger
„Ik hoop dat mensen door mij zien dat je als gewone burger met een niet al te hoge opleiding ook in de Tweede Kamer kan komen. Je hoeft niet al in het kringetje te zitten en acht jaar lang hielen te likken om daar een zetel uit te peuren.”
Met haar stoere leren jackies en recht-voor-zijn-raaptaal past dit politieke kanon niet in de mal van het Kamerlid. „De burger herkent in mij een echt mens, en kennelijk is dat bijzonder. Na een debat appte een wildvreemde me dat zij het voor de televisie precies zo tegen haar man had gezegd. Ik krijg veel positieve reacties. Haha, de negatieven durven waarschijnlijk niks te zeggen, ’anders gaat die boze mevrouw net zo tekeer tegen mij als tegen minister Hugo de Jonge, met zijn triple B’. Bang voor blunders ben ik niet, die zal ik maken zolang ik de mores niet helemaal heb doorgrond.”
En straks een knieval en toch op pumps en in een mantelpakje? „Dan zou ik me echt ongemakkelijk voelen, dat ben ik niet. Met Prinsjesdag ook geen frutsels op mijn hoofd, het wordt een strooien hoed of zoiets.”
„Het positieve van corona is dat we van die geforceerde drie zoenen af zijn. Handen wassen zal ik blijven doen, gezondheid is minder vanzelfsprekend dan het was. Ik denk dat er meer verandert. Vliegen we straks nog voor drie tientjes naar Barcelona? Ik niet. Ik vind vliegen sowieso eng, varen ook. Als ik erin zit, denk ik altijd dat het vliegtuig neerstort of dat de boot zinkt. Ik zit het liefst in de auto, zelf achter het stuur, de regie houden. Maar als ik op vakantie ga, altijd naar Ierland, moet ik toch echt de lucht in.”
Ooit, na haar pensioen, wil ze daar wel wonen. „Prachtige natuur, ruige kust, gastvrije mensen. Ik zie me daar wel op een boerderijtje, met wat kippen en een koe.” In een vrijwillige lockdown dus? Caroline van der Plas grinnikt. „Welnee, zelfs het kleinste Ierse gehucht heeft een pub!”